Begrip van algemene en juridische aspecten van open source software is minimaal noodzakelijk voor gedegen inkoopbeleid, verantwoorde inkoopbeslissingen en de succesvolle toepassing van open source-producten in organisaties. Daaraan schort het in de praktijk regelmatig, terwijl misverstanden en terminologie de besluitvorming verder negatief beïnvloeden.
Dat blijkt uit het onderzoeksrapport ‘Open Source Computing and Public Sector Policy' van de Amsterdamse bedrijfsjurist, industrieanalist en Computable-expert Victor de Pous. Er bestaan volgens De Pous in de markt nog altijd forse misverstanden over open source software. Bijvoorbeeld over de vraag of er überhaupt rechten op deze categorie computerprogramma's rusten, over het achterliggende businessmodel, over verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden. In het geval partijen wel beseffen dat er sprake is van licentieverlening, ontstaan er nieuwe onduidelijkheden over de interpretatie van de complexe licentievoorwaarden en hun onderlinge compatibiliteit.'Wat de discussie nog lastiger maakt, is dat vrijwel alles wat je over open source software zegt, waar kan zijn, maar zelden algemene gelding heeft', aldus De Pous.
Deze stelling wordt inmiddels gedeeld door de Algemene Rekenkamer, die in maart 2011 concludeerde dat ‘wat de voor- en nadelen, kansen en risico's van de introductie van open technologie betreft er vele te noemen zijn, maar dat ze niet algemeen geldig zijn'. Uit de studie van de Rekenkamer ‘Open standaarden en open source software bij de rijksoverheid' volgt verder dat ict-inkoopbeleid iets anders is dan sectoraal normeringsbeleid en dat beiden gescheiden behoren te worden. Het rapport deed de nodige stof opwaaien. De commissie voor de Rijksuitgaven en de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hadden kritiek op het rapport.
Rechtskader
Open source software betreft volgens De Pous een bedrijfsmodel met nogal afwijkende juridische voorwaarden, vormgegeven door een keur aan licentiecontracten, die als regel opgesteld zijn naar Amerikaans recht. Wie hieraan voorbij gaat, betreedt al snel de gevarenzone. Een treffend voorbeeld komt uit Engeland, waar een afdeling van de politie onlangs een eigen gemaakte applicatie als open source wilde verspreiden, echter alleen onder het korps. ‘Dat is onaanvaardbaar. Open source-producten mogen namelijk niet discrimineren', waarschuwt De Pous. 'Open source software wordt of voor iedereen beschikbaar gesteld of selectieve distributie vindt plaats op grond van een ander type licentieovereenkomst', aldus de analist.
Iedere overheidsorganisatie moet daarom doelmatig en rechtmatig handelen, zo vindt De Pous. 'Deze uitgangspunten vertalen zich in het licht van open source software minimaal in twee uitgangspunten. Ten eerste voor wat betreft de budgettaire kant behoort de overheid een volledige vergelijking te maken tussen de verschillende softwaremogelijkheden en daarbij alle financiële onderdelen mee te wegen. Ten tweede kan het gebruik van open source software alleen duurzaam plaatsvinden, na implementatie van een 'open source software-managementprogramma', dat zowel legal compliance als de unieke juridische risico's adresseert. Aansprakelijkheid moet te allen tijde voorkomen worden.'