Linux kan Windows-applicaties draaien dankzij de api-interpretatielaag Wine. Versie 1.0 van die software is nu, na vijftien jaar ontwikkelwerk, af.
Besturingssysteem Linux en webbrowser Firefox zijn twee van de bekendste voorbeelden van opensource. In technische kringen geniet Wine (Wine Is Not an Emulator) echter ook veel aandacht. Die software interpreteert de api’s (application program interface) van Windows en koppelt die aan equivalenten in Linux. Hierdoor kan die Windows-concurrent applicaties draaien die zijn geschreven voor Microsofts marktdominante pc-platform.
Hetzelfde kan met virtualisatie, maar daarvoor is nog altijd een exemplaar nodig van het besturingssysteem waarvoor de applicatie oorspronkelijk is gemaakt. Emulatie is een andere mogelijkheid, maar daarbij wordt een compleet systeem – vaak op hardwareniveau – nageaapt.