De veranderingen in de fiscale innovatieregelingen die per 1 januari 2016 worden doorgevoerd, hebben weinig nadelige gevolgen voor het softwarebedrijfsleven. Grosso modo blijft alles min of meer hetzelfde. Het ene bedrijf kan licht voordeel hebben, het andere bedrijf kan er wat bij inschieten.
Een uitzondering betreft technisch onderzoek naar modellering van processen bij software. De loonkostensubsidie voor dit werk verdwijnt. Hetzelfde geldt voor technisch onderzoek naar een substantiële wijziging van een productiemethode. Ook analyses of het zelf verrichten van speur- en ontwikkelingswerk technisch haalbaar is, vallen er buiten.
Het kabinet denkt met deze versobering jaarlijks dertig miljoen euro te kunnen besparen. Zo blijkt uit het nieuwe Belastingplan voor 2016. Minister Dijsselbloem wil de fiscale stimulering toespitsen op echte innovaties, zoals de ontwikkeling van nieuwe programmatuur.
Daarnaast wordt bepaald dat de ontwikkeling van technisch nieuwe onderdelen van software alleen onder voorwaarden voor stimulering in aanmerking komt. Het niet-fysieke, logische deelsysteem van een informatiesysteem dient te zijn vastgelegd in een formele programmeertaal.
WBSO en RDA samengevoegd
Zoals eerder aangekondigd wordt de reeds vele jaren bestaande fiscale regeling voor speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) samengevoegd met de Research & Development Aftrek (RDA). De WBSO is een loonkostensubsidie terwijl de RDA fiscaal voordeel oplevert voor niet-loonkosten en investeringen in verband met r&d. Een geïntegreerde regeling in de sfeer van de loonbelasting is makkelijker werken. De aanvraagprocedure voor bedrijven wordt er eenvoudiger door. Voor de Belastingdienst betekent dit ook minder werk. Na samenvoeging van beide regelingen gaat de verrekening van het RDA-voordeel op dezelfde manier als de afdrachtsvermindering van speur- en ontwikkelingswerk (s&o).
De huidige manier waarop de RDA is geregeld, kent een aantal nadelen. Ondernemers hebben momenteel geen zekerheid over het exacte fiscale voordeel. Het RDA-voordeel is pas na afloop van het jaar van het investeren te verzilveren. Soms gebeurt dit nog later. Bovendien kan de RDA vanwege internationale accountingsregels niet als gegarandeerde kostenverlaging worden ingeboekt. Deze nadelen komen in de nieuwe regeling te vervallen.
Twee schijven
Door het huidige RDA-voordeel via de loonheffing te verrekenen in plaats van via de winstbelasting denkt het kabinet de effectiviteit van deze regeling te verhogen. Per 2016 heeft de afdrachtvermindering betrekking op alle kosten van speur- en ontwikkelingswerk, namelijk loonkosten en overige kosten en investeringsuitgaven in verband met r&d. Verder blijft de opzet van de nieuwe regeling in grote lijnen gelijk. Er gelden twee schijven met een verschillend voordeelpercentage. Deze worden 32 procent en 16 procent. Op dit moment zijn deze percentages nog 35 en 14.
De te gebruiken schijf hangt af van de totaal gemaakte s&o-kosten. De grens tussen de eerste en tweede schijf verschuift van 250.000 euro naar 350.000 euro. Voor starters blijft een hoger percentage van de eerste schijf gelden. Dit was 50 procent en wordt 40 procent. Tot slot vervalt het huidige plafond in de afdrachtsvermindering. Anders gezegd: er geldt geen maximum bij de in aanmerking te nemen afdrachtsvermindering op de te betalen loonbelasting en premie volksverzekeringen.
Pakt neutraal uit
Uit onderzoek van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) blijkt dat de nieuwe opzet vrij neutraal uitpakt voor het mkb en het grootbedrijf. Men verwacht niet dat de verdeling van het budget een bepaalde grootteklasse veel voor- of nadeel geeft. Voor alle typen kosten (loonkosten, overige kosten en investeringskosten) gelden straks dezelfde voordeelpercentages.
Alleen private bedrijven komen voor deze fiscale stimulering in aanmerking. Contractonderzoek door publieke kennisinstellingen valt er buiten, maar dat was al in het Belastingplan 2015 geregeld.