Aanbieders van muziekbestanden, opgelet. De aanval tegen internetgebruikers die illegaal muziekbestanden aanbieden, is gestart.
Kort geleden (in CRN 9, red.) schreef ik over de manier waarop de muziekindustrie, onder meer vertegenwoordigd door stichting Brein, ten strijde trekt tegen het (illegaal) kopiëren van muziekbestanden met behulp van peer-topeer (p2p)-netwerken. Door stichting Brein werden al eerder procedures aangespannen tegen aanbieders van p2pprogrammatuur als Kazaa en tegen andere intermediaire sites zoal Techno Design, die behulpzaam zijn bij het zoeken naar gratis te downloaden muziek. Bij deze procedures kreeg Brein geen gelijk, met name omdat werd geoordeeld dat het enkel aanbieden van p2pof zoekprogrammatuur om gebruikers in staat te stellen muziek te downloaden of te vinden op zich niet onrechtmatig is. Hierbij speelt onder andere de overweging een rol dat het niet zeker is dat dergelijke p2p- of zoekprogrammatuur altijd aangewend wordt voor inbreuken op auteursrechten.
Aanbieders
Stichting Brein heeft nu – gedwongen door de rechtspraak – haar pijlen gericht op de aanbieders van illegale muziekbestanden. Zij heeft dit ook in de media groots aangekondigd. In de rechtszaak die onlangs in kort geding bij de rechtbank Utrecht liep, vorderde de stichting Brein afgifte van persoonlijke (NAW-) gegevens van de klanten van vijf internetproviders, van wie zij het vermoeden had dat deze inbreuk hadden gemaakt op auteursrechten en van wie zij de IP-adressen en de tijdstippen van de inbreukmakende handelingen in kaart had gebracht. De service providers weigerden afgifte, onder meer op grond van de tussen hen en hun klanten afgesloten contracten en het daarin opgenomen privacy statement. Stichting Brein kreeg ook in deze procedure nul op het rekest. De kort geding rechter oordeelde dat op service providers geen wettelijke verplichting rust om desgevraagd NAWgegevens van hun klanten bekend te maken.
Onder bijzondere omstandigheden zou de weigering tot bekendmaking van die gegevens echter onrechtmatig jegens Brein kunnen zijn. De service provider zou daarmee de maatschappelijke zorgvuldigheid kunnen schenden die hij in acht dient te nemen jegens een belanghebbende als Brein. De service provider moet een eigen belangenafweging maken. Bij de vraag of de omstandigheden nopen tot afgifte speelt het recht op privacy van de klanten (van de betrokken service provider) een rol. Deze rechten worden gereguleerd door de Wet bescherming persoonsgegevens.
Privacy
In deze zaak wordt met name bij de privacyaspecten stil gestaan. Stichting Brein had namelijk aan het College Bescherming Persoonsgegevens toestemming gevraagd om persoonsgegevens te verwerken. Deze verwerking bestond uit het achterhalen van IP-adressen van internetgebruikers die illegaal muziek aanbieden. Stichting Brein had vervolgens in afwijking van de verkregen toestemming van het College een Amerikaans bedrijf ingeschakeld. Dit bedrijf zocht in opdracht van stichting Brein op internet naar IP-adressen van internetgebruikers van wie zou zijn geconstateerd dat zij illegaal muziek zouden hebben aangeboden. Dit bedrijf voldoet evenwel niet aan de Europese en Nederlandse privacyregelgeving, zodat het aannemelijk is dat stichting Brein op onrechtmatige wijze persoonsgegevens van klanten van de betrokken service providers heeft verzameld. Om die reden oordeelde de kort geding rechter dat de geldende privacywetgeving geen rechtmatige grondslag voor afgifte van de NAW-gegevens vormt, zodat de service providers dit mogen en zelfs moeten weigeren.
De service providers mochten de afgifte van de persoonsgegevens vooral weigeren vanwege de onrechtmatige wijze waarop stichting Brein IP-adressen verzamelde. De vraag of de service providers de NAW-gegevens wel hadden moeten afgeven, indien stichting Brein wel op rechtmatige wijze IP-adressen zou hebben verzameld, komt niet meer echt aan de orde. De rechter merkt hierover op dat toewijzing van de vordering van stichting Brein pas mogelijk is, indien buiten redelijke twijfel staat dat de IP-adressen betrekking hebben op de gebruikers die daadwerkelijk illegaal muziekbestanden aanbieden. Om dit vast te stellen moet nauwkeurig de datum en het tijdstip van de inbreukmakende handeling worden bepaald. Dit betekent dat moet worden aangegeven op welk moment derden bestanden van de desbetreffende computer (IP-adres) hebben gedownload. In dit geval werd aannemelijk dat de door stichting Brein aan de service providers verstrekte gegevens onvoldoende nauwkeurig waren (dit mede in verband met wisselende IP-adressen) om de inbreukmakers aan te wijzen. Dit was mede reden om de vordering af te wijzen.
Langdurige strijd
De uitspraak is van belang, omdat niet uitgesloten is dat een service provider bij wel door stichting Brein verstrekte nauwkeurige informatie, zoals IP-adres en tijdstip van inbreukmakende handeling, NAW-gegevens zal moeten afgeven. Deze uitspraak is slechts een begin van een langdurige strijd tussen stichting Brein en internetgebruikers met een liefhebberij voor muziek. Het einde is nog niet in zicht.
MR. J.M. SCHMIDT
REDACTIE@CHANNELWEB.NL